Cercle en Brugge door de jaren heen… (deel 228)
(periode van 03-06-1961 -> 10-06-1961)
Grote vreugde en bijgevolg ook een groot feest in het groen-zwarte deel van Brugge waar op zondag 4 juni 1961 de lang verwachte promotie van Cercle naar Eerste Klasse gevierd werd. Het feestprogramma begon met een ontvangst op het gemeentehuis van Sint-Andries want tenslotte situeerde het Edgard De Smedtstadion zich in deze gemeente, gevolgd door een optocht door de Brugse straten en een hulde in het Brugs stadhuis omdat Cercle toch vooral een Brugse ploeg was en, zoals de Bourgondische mens in de Vlaming het graag heeft, afgesloten met een lekker promoveringsbanket dat gevolgd werd door een luisterrijk Cerclebal in de Stadshallen om toch nog enigszins, in de mate van het mogelijke natuurlijk, wat calorieën te verbranden. Het gedacht maakt ook reeds veel goed…
En, zoals gebruikelijk is bij dergelijke festiviteiten, vloeide er niet enkel veel inkt op voorhand maar vloeide er ook nog eens veel inkt na het feest want toen moest de krantenlezer nog alles, in geuren en kleuren beschreven, voorgeschoteld krijgen. Wij starten alvast met een artikeltje dat voor de viering gepubliceerd werd :
“Het is er dan toch van gekomen…” : “Inderdaad het is er van gekomen… Groen-Zwart mag feest vieren, want “Cercle” speelt toekomend seizoen weer in Eerste Afdeling ! Dat het morgen zondag een Hoogdag wordt voor alle Cercle-fans, lijdt alvast niet de minste twijfel. Naar wij vernamen werden voor het groot feestbanket reeds meer dan 250 inschrijvingen geboekt, en dat belooft ! Voor het Promoveringsbal zal het enthousiasme zeker en vast worden ten top gedreven, en terecht. André Deschepper, de grote werker en bezieler van de feestelijkheden, verzekerde ons dat alles tot in de minste puntjes zal verzorgd zijn, zodat de Hoogdag van morgen zondag tot een echte en ware groen-zwarte vreugdedag zal uitgroeien. Wij zijn er trouwens a priori van overtuigd. Wij wensen van nu reeds alle Cercle-komitards, spelers en supporters gulhartig proficiat en vooral veel Cercle-pret op het groots feest !”
Als vreugdevolle gebeurtenissen, zoals een promotie, je favoriete ploeg ten deel vallen kan dat ongetwijfeld de creativiteit van het individu prikkelen. André Deschepper, in bovenstaand artikel reeds omschreven als de grote werker en bezieler van de feestelijkheden, beantwoordde aan die beschrijving en had dit bewezen door het “mannetje-met-de-ladder” te ontwerpen. Het briljante idee was vrij simpel maar vaak is dat de beste garantie om het nodige succes te hebben. Zijn ontwerp stelde een mannetje voor dat een ladder vasthield. Onderaan de ladder kon je de tekst “Wij klimmen” lezen, bovenaan de ladder aangevuld met de sinds lang gekoesterde verzuchting “naar Eerste Nationale”. Rond de ladder stonden de hoofden van trainer Delfour en de elf spelers die de promovering gerealiseerd hadden, afgebeeld. Met andere woorden : een gegeerd hebbedingetje voor de echte groen-zwarte supporters ! Al zouden die supporters zich wel moeten tevreden stellen met een postkaart van het “mannetje-met-de-ladder”…
“Vele Cercle-supporters kennen reeds dit “mannetje-met-de-ladder”, ontworpen door André Deschepper, die sinds vele weken prijkte op de toog van het café in het Cercle-lokaal “Hotel de Londres”. Morgen zondag zullen kaarten, zoals hierboven afgebeeld, doch in 2 kleurendruk, verkocht worden ten voordele van een Cercle-werk. Voorwaar een mooie ‘souvenir’ van deze heuglijke dag, die wellicht niemand zal willen missen.”
En dan, de day-after… Ook al liepen velen ongetwijfeld rond met een houten kop waar onophoudelijk scherpe spijkers in geklopt werden, toch koesterden ook zij zeker en vast het gelukzalig besef dat hun groen-zwarte idolen het komende seizoen weer met de ‘grote jongens’ mochten meedoen. Ten behoeve van diegenen bij wie de alcohol bepaalde herinneringen, al dan niet tijdelijk, had uitgewist, maar natuurlijk ook ten behoeve van alle andere geïnteresseerden, zorgden de kranten er met talrijke met foto’s geïllustreerde artikels voor dat alles nog eens rustig kon nagelezen worden. Al deze artikels over de huldiging, het banket en het bal hier publiceren zou ons wat (te) ver leiden maar een bescheiden bloemlezing wil ik de lezer beslist niet onthouden :
“ “Sport is een bron van lichamelijke en zedelijke deugden”, verklaarde burgemeester P. Vandamme tijdens de hulde die door de Brugse stadsmagistraat aan de groen-zwarten werd gebracht. “Maar sport betekent ook spanning, waarna een deugddoende ontspanning des te aangenamer is”. Voor de meeste Cercle-aanhangers, spelers en bestuursleden was de viering van zondag een echte ontspanning. Er heerste een optimistische stemming en het is spijtig te noemen dat op dergelijke viering de afgevaardigden van de andere drie Vlaamse clubs, die in de hoogste nationale voetbalkompetitie spelen, niet aanwezig waren teneinde de vriendschapsbanden onder de vier Vlaamse ploegen nauwer toe te halen. In de komende kompetitiestrijd zal het nodig zijn dat deze clubs hun krachten samenbundelen om zich te handhaven. De Waalse ploegen en ook de Brusselse doen het, waarom dan ook niet de Vlaamse ? Het feest van zondag jl. had een echt familiaal karakter. De Cerclefamilie was uitgegroeid tot een 350-tal feestvierders en ’s avonds was dit getal meer dan verdubbeld. Sportmannen houden nu ook eenmaal van dans en heel wat spelers presteerden even goed op de plankenvloer als op het groene veld. De hulde die het promoveringsbanket voorafging was voor de Cerclespelers en bestuursleden onvergetelijk. De Scoutsharmonie van Sint-Leo ging de spelers aan de Smedenpoort afhalen en stoetsgewijze ging het door de Brugse straten. De spelers en bestuursleden waren gezeten in open wagens “Studebaker” en werden herhaaldelijk langs de weg toegejuicht.
Vermelden we nog dat de heer burgemeester op perfecte en humoristische wijze de verscheidene sprekers voorstelde en dankte. Na de mokka werden de genodigden dan door Robert Braet vergast op een paar oude Cercle-strijdliederen, en Robert bewees dat hij als zanger ook carrière had kunnen maken. Ook het zangduo Braet-Ruysschaert viel fel in de smaak met een oud liedje van “In de Sahara”. Tussenin vergastte Roger Danneels de aanzittenden op vele mooie melodieën, gespeeld op hammondorgel. De “clou” van de avond was natuurlijk het bal dat werd opgeluisterd door Roger Danneels aan het hammondorgel, zanger Tony Dua en het orkest Bert Wills, met als animator de bekende Bruggeling Willy Lustenhouwer. Het dansfeest duurde tot in de kleine uurtjes en de honderden aanwezigen gaven hierop natuurlijk uiting aan hun vreugde om de promovering van “hun” Cercle !”
…
“Robert Braet hield een toespraak die waarlijk naar het hart ging van de spelers. Hij vertelde in sappig Brugs hoe de promovering gewonnen werd en hoe hij besloot alle verplaatsingen met Cercle mede te maken. Dit kwam dank zij Marin Roje, die na de wedstrijd tegen Kortrijk, in de car aan Robert zei “Robert, ‘k en ik geren da-je gie meegoat. Je zoe gie moeten ieder keren meegoan…”. En Robert heeft aan de wens van Marin voldaan, tot groot genoegen van de vele Cercle-aanhangers en spelers. Hoe het komt dat Cercle beter speelt op verplaatsing dan te Brugge, meende Robert, dat de oorzaak te zoeken is in het feit dat de spelers meer op hun gemak spelen op verplaatsing, waardoor er meer zelfvertrouwen is. Dat was net zo in de tijd toen Robert nog tussen het doelhout stond.”
…
“Edmond Delfour was ook gelukkig, vooral omdat hij slechts drie jaar heeft moeten wachten op de promovering van Cercle terwijl de Cercle-aanhangers 16 jaar moesten wachten. Hij beloofde alles in het werk te zullen stellen om Cercle in Eerste Nationale te behouden en hoopte verder op een goede samenwerking zowel met spelers als bestuursleden.”
…
En zo ging de berichtgeving in de kranten over de viering van promovendus Cercle nog een tijdje door. Iedereen had er beslist zijn groen-zwart hartje kunnen ophalen aan de gesmaakte speeches of aangehaalde anekdotes van de diverse prominenten. En wie minder prominent was had ongetwijfeld zijn eigen waarheid kunnen vertellen aan wie het horen wilde. Zoals het gaat tijdens dergelijke gebeurtenissen werd er reeds vooruitgeblikt op het komende seizoen, werden er optimistische of minder optimistische pronostieken gemaakt en keek men vooruit naar nieuwkomers die straks in groen-zwart voetbalshirt de pannen van het dak zouden spelen. Eén van die nieuwelingen was Etienne De Vylder. Zegt de naam u niets ? Dat zou helaas best kunnen. De Vylder was nochtans de eerste inkomende transfer en werd beschouwd als een vaardige speler met een neus voor doelpunten. Maar het verliep allemaal jammer genoeg anders dan gehoopt…
* “Cercleleven : De Vylder in groen-zwarte shirt !” : “Cercle Brugge is er in geslaagd de 24-jarige Etienne De Vylder, definitief aan te werven. De technisch-rijke De Vylder speelde vorig seizoen 24 wedstrijden in 1e Nationale met Eendracht Aalst en scoorde 14 doelpunten. Gewis een flinke aanwinst voor de Groen-Zwarten. Anderzijds heeft Cercle ook de overgang kunnen bewerken van de beloftevolle Stade Kortrijk-junior Marc Vanden Broucke.”
Toen ik dit hoopgevend transferbericht las moest ik eerlijkheidshalve bekennen dat de naam De Vylder niet onmiddellijk een verhelderend lichtje bij mij deed branden. Geprikkeld door dit vastgestelde ‘gat in mijn cultuur’ begon ik een zoektocht naar wat meer informatie over deze, voor de meeste Cerclesupporters, ‘nobele onbekende’.
In het onovertroffen “Cerclemuseum” van Danny Cattoor (zie cerclemuseum.be), een bron van informatie voor iedereen die iets over een Cerclespeler die ooit de eerste ploeg haalde, wil weten, vond ik wat meer info over Etienne De Vylder.
Etienne De Vylder werd geboren op 16 december 1935 in Lokeren. In 1947, hij was elf jaar, sloot hij zich aan bij Racing Athletiek en Football Club Lokeren waar hij uitgroeide tot een vlot scorende en technisch vaardige spits. Toen de ploeg op 8 juni 1951 de titel ‘koninlijke’ toegekend kreeg ging Lokeren vanaf 3 juli ’51 als Koninklijke Racing Club Lokeren door het leven. In 1959, 24 jaar jong en met reeds twaalf jaar Lokeren op de teller, verkaste hij naar de Koninklijke Sportclub Eendracht Aalst. Zijn eerste seizoen bij de wit-zwarten werd bekroond met de promotie naar de hoogste klasse. De Vylder groeide er uit tot een vaste waarde die het in de aanval allesbehalve slecht deed. Maar het was niet allemaal rozengeur en maneschijn want ondanks de goede resultaten –Eendracht Aalst verzekerde in hun tweede seizoen Eerste Klasse vrij vlot het behoud– hadden de Aalstsupporters heel wat kritiek en ook de kliekvorming binnen het bestuur zinde hem niet. De goede prestaties van De Vylder en het feit dat hij ook nog eens vlot scoorde zorgden er al snel voor dat enkele andere ploegen hem in het vizier kregen. Guy Thys, zeker geen onbekende in Cerclemiddens, zorgde er voor dat Cercle De Vylder een mooi financieel voorstel deed. De Vylder ging op het aanlokkelijk aanbod in en tooide zich in 1961, na positieve onderhandelingen, met het groen-zwarte voetbalshirt. De toen vijfentwintigjarige De Vylder (en niet 24-jarige zoals in het krantenartikel vermeld werd nvdr) was de eerste inkomende transfer van wie leuke voetbalacties verwacht werd. Het nieuwe hoofdstuk in het voetballeven van De Vylder begon mooi. Hij speelde zijn eerste wedstrijd thuis tegen FC Diest (3-1) op 3 september 1961 en veroverde meteen een basisplaats in het eerste elftal. De onverwachte kentering kwam er, amper twee weken later, op 17 september 1961, toen de groen-zwarten een uitwedstrijd op Olympic Charleroi voor de kiezen geschoven kregen en er met liefst 7-2 onderuit gingen. De Vylder scoorde er weliswaar zijn eerste (en helaas ook enige) doelpunt voor Cercle maar diende, samen met Marin Roje en Robert Serru, het gelag te betalen. Zij verloren hun vaste plaats in het elftal. Bovendien was de verstandhouding tussen trainer Delfour en De Vylder niet om over naar huis te schrijven zodat er voor Etienne voor de rest van het seizoen amper nog enkele invalbeurten in zaten. De Cerclefans konden Etienne De Vylder een laatste keer aan het werk zien in groen-zwarte outfit tijdens de uitwedstrijd bij FC Luik op 4 maart 1962, die trouwens met 3-0 verloren werd. Voor De Vylder bleef het hopen op een nieuw basisplaatsje maar het werd duidelijk dat die kans onder trainer Delfour klein, om niet te zeggen onbestaande, was. Etienne trok zijn conclusies en besloot om terug te keren naar Eendracht Aalst waar hij nog één seizoen (1962-1963) de wit-zwarte kleuren verdedigde. Zijn volgende stap was de terugkeer naar de ploeg waar het voor hem allemaal begon : Koninklijke Racing Club Lokeren. Hij bleef er vier seizoenen, van 1963 tot 1967. Na KRC Lokeren volgden nog twee seizoenen Koninklijke Voetbalvereniging Windeke (1967-1969) en één seizoen Sportkring Lokeren (1969-1970).
Bij Racing Lokeren had hij ondermeer zijn schoonbroer Aimé Antheunis als ploegmakker.
Het rapport van Etienne De Vylder in groen-zwarte loondienst oogt mager. Hij voetbalde slechts één seizoen (1961-1962) bij Cercle en mocht in slechts zes competitiewedstrijden starten of invallen. Voor de Bruggelingen scoorde hij slechts één keer, uit bij Olympic Charleroi (7-2), op penalty. Etienne overleed op 4 februari 2016 in Lokeren, hij werd tachtig jaar.
* Als een voetbalteam succes heeft, dan vertaald zich dat vaak in een stijgend aantal supporters en aansluitend in een stijgend aantal supportersverenigingen. Gaat het de tegenovergestelde richting uit dan haken de ‘successupporters’ meestal als eerste af en merken de diverse supportersverenigingen dat hun ledenaantal niet langer toeneemt. Het zijn de normaalste zaken in de wereld. Ook voor Cercle was die stelling van toepassing. De groen-zwarten kenden succes, promoveerden naar de hoogste voetbalklasse en… in Sint-Pieters werd een nieuwe supportersvereniging boven de doopvont gehouden :
“Nieuwe Cercle-supportersclub te Sint-Pieters” : “Bij de promovering van Cercle naar de hoogste nationale voetbalklasse, werd door enkele rasechte Cerclemannen van Sint-Pieters besloten tot de oprichting van een “groen-zwarte” supportersclub op deze Cerclegezinde wijk. Door het voorlopig bestuur, samengesteld door de heren Marcel De Clerck, Lucien Ackaert, Hubert Moreeuw, Cyriel De Zaeger, Jan Balbaert en André Van Zandweghe, werd een officiële stichtingsvergadering belegd, waarop het woord zal gevoerd worden door dhr. Gerard Versyp, internationaal scheidsrechter en voorzitter van Cercle’s Sportkomitee. Ook de sympathieke Thuur Ruysschaert, oud-speler van Cercle en huidige trainer der jeugdploegen, zal van de partij zijn.
Op deze vergadering, welke doorgaat in het lokaal der nieuwe vereniging “Café Barrière”, Blankenberge Steenweg, Sint-Pieters, worden benevens de reeds 30 aangesloten leden, alle Cerclesupporters en sympathisanten uitgenodigd op zondag 11 juni a.s. te 10.30 uur.
Cerclemannen van Sint-Pieters, toont u zich deze naam waardig en wordt allen lid van de nieuwe supportersclub. Inschrijvingen worden steeds aanvaard in het lokaal en bij de leden van het voorlopig bestuur.”
* Eindelijk, na al die jaren, stond Cercle terug op de plaats waar het thuishoorde : in de hoogste voetbalklasse. Maar als je iemand op zo’n moment probeert wijs te maken dat het behoud misschien wel de belangrijkste doelstelling is, kan dat wel eens tot boze blikken leiden. Iedereen mag immers al eens dromen ! Wie anders dan “Dani” kon zoiets doeltreffender in een “Bont beeld” gieten ?
“Nu de Cerclejongens voor de eerste maal sedert de oorlog er in geslaagd zijn weer in ’s lands hoogste voetbalklasse te geraken, mocht deze prestatie zeker niet onopgemerkt voorbij gaan. Na de voorlopige vieringen tijdens de laatste wedstrijden had men verleden weekeind de grote officiële viering op het programma staan. Ontvangsten te Sint-Andries en te Brugge, een groots banket en een geslaagd bal zullen de Cerclespelers wel overtuigd hebben dat ze heel wat supporters tellen. Nu het na drie jaar inspanningen gelukt is te klimmen hopen wij dat ze volgend seizoen een flink figuur zullen slaan tussen de “groten”.”
* Er is echt niets nieuws onder de zon ! En dat mag je letterlijk nemen. Als je onze weermannen en weervrouw op onze nationale zender hun conclusies hoort trekken over het weer van de voorbije maand, en dat mag gelijk welke maand zijn, dan hoor je steevast dat die voorbije maand in feite een doodnormale maand was. Of het nu vroor in juli of er een hittegolf was in januari, hun conclusie luidt onveranderlijk dat de voorbije maand hoe dan ook een doodgewone maand was. Zelfs nu wij anno 2021 een lente beleven die ons eerder aan de herfst doet denken, kun je er nu al zeker van zijn dat er niets abnormaals over zal te vertellen vallen, integendeel, het zal, net als altijd, uiteindelijk een doodgewone Belgische lente zijn.
In “Het Brugsch Handelsblad” verscheen begin juni het bericht dat de lente te fris geweest was. Goed nieuws dus voor de klagers onder ons, nu blijkt dat de lente van 1961 evenmin iets was om over naar te schrijven. Als het al een troost zou kunnen zijn, zal het ongetwijfeld een magere troost zijn, dat besef ik terdege maar… zou Armand Pien, de weerman die toen de dienst uitmaakte, ook gezegd hebben dat het, op de keper beschouwd, een heel gewone maand en, bij uitbreiding, ook een heel gewone lente was ?
“Kille lente” : “De maand mei heeft ons geen mooi weer bezorgd en zelfs de eerste dag van juni was het weer kil. De noordwestenwind was gedurende de lentemaand overheersend, zodat de mensen de komende zomer eerder met gemengde gevoelens tegemoet zien.”
* “Twaalfde Brugse Jaarbeurs gestart” – Mijn aandacht werd niet zo zeer getrokken door de titel die aankondigde dat in Brugge voor de twaalfde keer een Jaarbeurs gehouden werd maar vooral door onderstaande ‘reclame’ van een deelneemster aan deze beurs :
Ik weet dat ik het reeds eerder in deze reeks over de prachtige prenten van de door “Historia” uitgegeven reeks “ ’s Lands Glorie” had, maar de prenten die de uitgeverij destijds uitgaf waren zo mooi en leerzaam dat, in mijn ogen, iedereen het aan zichzelf verplicht was om naarstig voldoende puntjes bijeen te sparen en deze vervolgens uit te wisselen voor een reeks van vijf prenten uit onze vaderlandse geschiedenis. Geschiedenis betekende toen nog iets voor ons en deze prenten zorgden er voor dat geschiedenis uitgroeide tot een levende materie. Iedereen van mijn leeftijd herinnert zich ongetwijfeld nog dat er aan de klasmuur een tijdsband hing waarop de verschillende tijdperken uit onze vaderlandse geschiedenis elk hun eigen kleur kregen aangevuld met namen en data. We leerden niet enkel graag geschiedenis, dankzij deze relatief eenvoudige didactische middelen onthielden wij het ook ! En de prenten van de reeks “ ’s Lands Glorie” waren daar een zeer waardevol onderdeel van ! De reeks bestond uit zes groene boekdelen genummerd met Romeinse cijfers van I tot VI. Het eerste deel verscheen in 1948, het zesde en laatste deel in 1958. Alles samen kon je 107 reeksen sparen wat goed was voor 534 prenten. De prenten, stuk voor stuk pareltjes !, werden getekend door Jean-Léon Huens terwijl professor Jean Schoonjans instond voor de korte begeleidende tekst bij elke afbeelding.
Zo zagen de boeken van de reeks “ ’s Lands Glorie” er uit : een mooi verzorgd boek met een groene kaft en op elke bladzijde twee grote prachtige tekeningen met telkens een korte uitleg (bron foto : uwkringding.be).
Ik leerde de reeks “ ’s Lands Glorie” kennen in het vijfde leerjaar en ik zal er mijn onderwijzer van toen, de heer Depoortere, eeuwig dankbaar voor zijn. Hij zorgde er voor dat het vak geschiedenis geen saaie bedoening bleef. Hij vertelde ons over onze geschiedenis, wakkerde onze interesse aan en liet zijn geschiedenislessen tot leven komen door ons onder andere deze prachtige prenten te tonen. Een jaar later was mijnheer Depoortere andermaal mijn onderwijzer, niet omdat ik het vijfde leerjaar moest overdoen zoals bepaalde doemdenkers nu ongetwijfeld zullen gedacht hebben, maar omdat de overstap van de leerlingen van het vijfde leerjaar naar het zesde leerjaar in die mate omvangrijk was dat er een nieuwe klas (6C) in het leven moest geroepen worden. Mijnheer Depoortere maakte de overstap mee en ‘promoveerde’ als het ware tot onderwijzer van 6C.
Dat was de eerste prent van de eerste reeks prenten die thuishoorden in het eerste boek… De begeleidende tekst luidde : “De spelonken : Duizenden jaren geleden, in het paleolithische tijdperk, leefden de bewoners van ons land in spelonken, langs de Maas en haar bijrivieren. Zij gingen op jacht met zeer primitieve wapens gemaakt van geslepen steen. Zij worden holbewoners genoemd…” (bron foto : http://geschiedenisvanbelgie.blogspot.com).
En, om de goesting nog wat aan te wakkeren, als toemaatje nog een tweede prent…
Nog een prachtige prent uit het eerste boek. Hier luidde de begeleidende tekst : “Childeric, koning der Franken : Childeric, zoon van Meroveus, werd in de 5de eeuw koning der Franken. Het is te Doornik dat hij op het schild werd gezet. Dit was de Frankische manier om een koning uit te roepen.” (bron foto : http://geschiedenisvanbelgie.blogspot.com).
* De naam “Ter Groene Poorte” zal elke Bruggeling heel bekend in de oren klinken. De jongeren zullen het vooral associëren met een van de scholen die op het domein gevestigd is, degene die wat minder jong zijn brachten er destijds misschien een (groot) stuk van hun vakantie door. Hoe dan ook zit er achter de naam “Ter Groene Poorte” een rijke (en helaas minder bekende) geschiedenis verborgen.
Volgens een kadasterplan uit 1835 stond op de site van wat later het domein “Ter Groene Poorte” werd, een omwalde hofstede die toebehoorde aan ene De Vrière. In 1861 kocht de Brugse bisschop Malou de grond aan en liet er een neogotisch kasteel bouwen naar een ontwerp van de Engelse architect August Welby Pugin.
Jan Baptist Malou (° Ieper, 30 juni 1809 - + Brugge, 23 maart 1864) was de negentiende bisschop van Brugge (bron foto : nl.wikipedia.org).
De Brugse bisschoppen hielden in die tijd blijkbaar van een kasteeltje als buitenverblijf want een voorganger van bisschop Malou, Hendrik Jozef van Susteren, had in Sint-Kruis net hetzelfde gedaan. Hij had in 1720 het domein “Rooigem” gekocht, toen omschreven als een omwald kasteel met een neerhof en een poortgebouw. Van Susteren, ook wel de “zonnebisschop” genoemd, verbouwde het kasteel Rooigem tot een prestigieus buitenverblijf.
Het kasteel “Kranenburg”, zoals de officiële naam was, stond in de volksmond beter bekend als het “Bisschopskasteel”. Bisschop Malou liet het in 1861 bouwen. In 1963, amper honderd jaar later, werd het gesloopt (bron foto : beeldbank Brugge).
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was er op het domein langs de Spoorwegstraat een speelplein waar tijdens de schoolvakanties de populaire ‘vakantiepatronaten’ georganiseerd werden.
“Ter Groene Poorte” werd tijdens de schoolvakanties ingenomen door de jeugd die er naar hartenlust kon ravotten. Op bovenstaande foto, afkomstig van een krantenverslag uit augustus 1956, zien wij op de achtergrond “ ’t Kasteeltje van de Buskop” (bron foto : beeldbank Brugge).
Vanaf 1957 werd het ‘Bisschopskasteel’ meer en meer gebruikt door het vakantiepatronaat. Onderstaande foto (uit 1957) toont ons dat nieuwe gebouwen, zoals de lokalen van de jeugdspeelpleinwerking, dichter en dichter bij het kasteeltje neergepoot werden. Vanaf 1961-1962 kende het gebouwenbestand rondom het kasteel een zeer snelle uitbreiding en waren de dagen van het kasteel geteld. Volgens de ene bron werd het ‘Bisschopskasteel’ in 1963 gesloopt, volgens de gegevens van het kadaster gebeurde dit pas in 1967… (bron foto : beeldbank Brugge).
Het domein “Ter Groene Poorte” werd doorheen de jaren een schoolcomplex waar duizenden jongeren school liepen. Eerst was het vakantiepatronaat er de oorzaak van dat het ‘Bisschopskasteel’ tegen de vlakte ging, later zorgde de inplanting van nieuwe scholen er voor dat het speelplein en het restaurant van “Ter Groene Poorte” op hun beurt uit het beeld verdwenen. Onderstaand artikel uit “Het Brugsch Handelsblad” van juni 1961 heeft het over belangrijk bezoek aan de werven van het nieuw Vormingsinstituut te Sint-Michiels :
“Minister van Middenstand en bisschop van Brugge op bezoek op werven van nieuw Vormingsinstituut voor jonge patroons te Sint-Michiels” : “Donderdag jl. in de vooravond bezochten dhr. Albert De Clerck, minister van de Middenstand en Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge, de werven van het in opbouw zijnde, groots opgevat kompleks van het Vormingsinstituut voor jonge patroons, dat door het NCMV wordt opgericht op de terreinen van de Groene Poorte en waarvan de officiële opening voorzien is tegen september a.s.
De hoge personaliteiten waren vergezeld door bestendig afgevaardigde Smissaert, dhr. Windels, voorzitter van het Vormingsinstituut, E.H. De Schacht, afgevaardigde-beheerder, De Muelenaere, provinciaal NCMV-voorzitter en tal van afgevaardigden van de kristelijke middenstand zoals de hh. Teetaert, Van Biervliet e.a.
Door dhr. Windels werd de nodige uitleg verstrekt over de indeling der lokalen, de bestemming ervan e.a. technische gegevens. Aldus vernamen wij dat tussen 15 augustus en 1 september het materieel zal worden aangevoerd, waaruit mag worden afgeleid, dat het gebouw tegen die tijd zoveel als afgewerkt zal zijn. Voorzien wordt de school op 4 september a.s. te kunnen openen.
In afwachting daarvan kunnen wij slechts de initiatiefnemers andermaal gelukwensen. Het kompleks, dat groots is opgevat en aan de allerlaatste moderne vereisten zal beantwoorden, is beslist een konkreet resultaat, waarop met fierheid mag worden teruggeblikt.
Dit zal heel zeker ook de mening zijn geweest van de minister van de Middenstand, die zich alhier rekenschap kan geven van de daadwerkelijke aktie, die t.a.v. deze klasse van de bevolking wordt gevoerd.
Stippen we tot slot nog aan, dat na afloop van dit bezoek, een zitting van de beheerraad plaats had –steeds in aanwezigheid van de minister en van de inmiddels ook toegekomen senator G. Vandeputte– in de gelagzaal van de Groene Poorte.”
Niet alleen het Vormingsinstituut bouwde in de jaren zestig een school op het domein “Ter Groene Poorte”. In 1967 verrees langs de Spoorwegstraat het groen glazen gebouw van het Hoger Technisch Instituut, een herkenbaar baken tot het in 2016 afgebroken werd en het KHBO er een nieuwe vestiging inplantte. Eerder reeds, op 1 september 1963, ging het “Technisch Instituut voor Brood- en Banketbakkerij Brugge” (IBA) op het domein van start met 22 leerlingen. In 1967 werd deze school omgedoopt tot “Instituut voor Voeding” (IVV) en in 1968 breidde het aanbod uit met een opleiding hotel en slagerij. In 1991 koos men voor de (nieuwe) schoolnaam “Ter Groene Poorte”. Ook wie handel en talen wilde studeren kwam op dit scholencomplex aan zijn trekken want de “Patroons- en Handelsschool van den Middenstand” nam er in 1969 een nieuwe start als het “Vrij Handelsinstituut” (VHI). In 1996 werd deze benaming gewijzigd in het “Vrij Handels- en Sportinstituut” (VHSI) omdat er aan het bestaande aanbod een sportafdeling werd toegevoegd.
Wie veronderstelt dat deze onderwijsinstellingen in hun nieuwe omgeving alleen maar voorspoed kenden heeft het helaas verkeerd voor. In de annalen van het Vrij Handelsinstituut zal 30 november 1973 voor altijd als een gitzwarte pagina vermeld staan toen een zware brand de school volledig verwoestte (zie onderstaande foto). Om de lessen zo snel mogelijk te kunnen hervatten verhuisden de leerkrachten en de leerlingen van het VHI naar wat er nog restte van de oude schoolgebouwen van het Sint-Lodewijkscollege in de Noordzandstraat. Weliswaar was men ondertussen met de afbraak van het oude college begonnen om er het Zilverpand te laten verrijzen maar er schoot nog genoeg van de vroegere infrastructuur over om het schoolleven te kunnen hernemen.
De vroegere bewoners van het Sint-Lodewijkscollege waren reeds verhuisd naar een volledig nieuw schoolcomplex in de Magdalenastraat in Sint-Andries rechtover het… Edgard De Smedtstadion, de thuishaven van Cercle ! En het Edgard De Smedtstadion brengt ons naadloos over naar het laatste deeltje van deze korte historiek over het domein “Ter Groene Poorte”.
Dat was alles wat er restte van het Vrij Handelsinstituut nadat op 30 november 1973 een felle brand het gebouw geteisterd had (bron foto : beeldbank Brugge).
De Brugse zoektocht naar een nieuwe locatie voor een voetbalstadion lijkt stilaan een onvervalste tantaluskwelling te worden, of, zo je een andere term verkiest, Sisyphosarbeid. In beide gevallen blijft het hoe dan ook een kwelling waarbij het gewenste (soms) nabij lijkt maar (uiteindelijk) onbereikbaar blijft. Nochtans is dit aanslepende probleem geen nieuw probleem. Wie het voetbal in Brugge in het algemeen een beetje volgt herinnert zich ongetwijfeld nog dat het gerucht destijds de ronde deed dat Cercle plannen koesterde om een nieuw stadion te bouwen op het domein “Ter Groene Poorte”.
De burgemeester van Sint-Michiels, Michel Van Maele, ooit als speler aangesloten bij de groen-zwarten, werd bereid gevonden om een nieuw Cerclestadion in zijn gemeente in te planten. Uiteindelijk gingen die plannen niet door (wie weet wat er ondertussen allemaal achter de politieke schermen gebeurde ?) en daar was niemand gelukkig mee.
In 1971 kwam Groot-Brugge tot stand. Burgemeester Pierre Vandamme had het niet gemakkelijk om die omvangrijke fusie, waarbij heel wat problemen kwamen kijken, in goede banen te leiden. Burgemeester Vandamme besliste om op het einde van 1971, hij was toen reeds 76 jaar !, de burgemeesterssjerp door te geven aan zijn eerste schepen Michel Van Maele, de vroegere burgemeester van Sint-Michiels.
De toekomst van het Brugse voetbal zag er begin de jaren zeventig niet al te fleurig uit en vooral Club Brugge zat financieel zwaar in de problemen. Van Maele toverde dan maar een wit konijn uit zijn hoed door op Sint-Andries een nieuwe thuishaven voor beide Brugse ploegen te laten bouwen : het Olympiastadion. ‘Dank zij’ deze ingreep beschikten beide ploegen over een nieuw stadion waardoor zij hun vroegere terreinen konden verkopen wat voor de noodzakelijke financiële zuurstof zorgde.
Maar een gezellig modern groen-zwart stadionnetje, dat plaats had moeten bieden aan twaalf- tot vijftienduizend supporters, is er op het domein van “Ter Groene Poorte” finaal nooit gekomen…
Ons oude vertrouwde Edgard De Smetstadion, decor van heel wat voetbalplezier, leeft verder in de groen-zwarte herinnering. Het nieuwe stadion op “Ter Groene Poorte” is er nooit gekomen… (bron foto : worldofjosh.be).
* Bij wie een beetje thuis is in de Belgische bokssport doet de naam Karel Sys ongetwijfeld een belletje rinkelen. De levenswandel van de gewezen Europees kampioen was niet altijd onbesproken en in 1961 verscheen in meerdere kranten het bericht dat hij overleden was. Dat bericht werd dan weer gelogenstraft in “Het Brugsch Handelsblad” van juni 1961 :
“Karel Sys nog springlevend” : “In verscheidene dagbladen verscheen een bericht als zou Karel Sys, oud-Europees bokskampioen, en zijn echtgenote in Argentinië overleden zijn. Niets is minder waar en een familielid uit Sijsele, bekend als tante Elodie, heeft voor enkele dagen nog een brief ontvangen van Karels vrouw, waaruit blijkt dat alles zeer goed gaat in Argentinië. De zoon van Karel studeert voor veearts en Karel zou zelfs zinnens zijn een boerderij te kopen voor zijn zoon waar deze zijn praktijk zou uitoefenen. Mevrouw Sys zal vermoedelijk dit jaar samen met haar zoon een bezoek brengen aan haar familieleden in België.”
Karel Sys werd op 14 februari 1914 geboren in Oostende. Al kwam hij bij toeval in de bokssport terecht, het legde hem geen windeieren want hij bracht het tot Belgisch en Europees kampioen. De Tweede Wereldoorlog doorkruiste zijn carrière en was er de oorzaak van dat hij uiteindelijk naar Argentinië uitweek waar hij op 19 juni 1990 overleed (bron foto : tijdlijn.100jaarradio.be).
Karel Sys was een van de vijf kinderen van een arbeidersgezin. De magere, tengere jongen droomde er van om wielrenner te worden maar thuis konden ze het zich niet permitteren om een fiets voor hem te kopen. Toen hij zestien jaar was nam zijn beste vriend, Daniël Vandamme, hem mee naar de Flandria Boxing Club en schoot hem de vijftien frank inschrijvingsgeld voor. In plaats van wielrenner te worden koos Karel dan maar voor een sport waar je niet veel meer bij nodig had dan een stevig paar vuisten : hij werd bokser ! Theo Vanhaverbeke uit Oostende, zelf een gewezen bokser en na zijn actieve carrière organisator van bokswedstrijden, ontfermde zich over de jonge Sys.
Zijn eerste gevecht was een toevalstreffer. Karel had zich aangemeld om mee te helpen in de zaal in de hoop om op die manier gratis een boksmatch te kunnen bijwonen. Maar… de uitdager daagde niet op en de organisator liet zijn oog vallen op Karel. Hij had schrik om de uitdaging aan te nemen maar blijkbaar had hij nog meer schrik om de uitdaging te weigeren. Karel verraste bij zijn eerste kamp door zijn snelheid die doorheen zijn carrière een van zijn kenmerkende eigenschappen zou blijven. Hij won deze kamp, na vier ronden, op punten. Na 28 liefhebberskampen, waarvan hij er slechts twee verloor, besloot Karel in 1932 om prof te worden. Hij was toen achttien jaar. Zijn eerste profkamp, op 21 augustus 1932 tegen Emile Ballister, won hij op punten. De volgende mijlpaal liet hij noteren op 7 januari 1933 toen hij Kampioen der Beide Vlaanderen werd. Op 24 april 1935 deed hij een gooi naar de Belgische titel bij de middengewichten maar moest in de heersende kampioen, de Antwerpenaar Gustave Roth, zijn meerdere erkennen. Op 15 februari 1936 en op 29 mei 1937 sleepte Sys twee maal de titel van Belgisch Kampioen bij de halfzwaargewichten in de wacht. Op 1 december 1939 daagde hij de regerende Europese Kampioen bij de halfzwaargewichten, Gustave Roth, uit maar de kamp eindigde onbeslist. Eerder in 1939 had Karel Sys de kamp voor de Europese titel bij de zwaargewichten tegen Heinz Lazek verloren maar daar ging een apart verhaal aan vooraf. Sys maakte een wandeling langs het strand van Oostende toen hij een man van de pier in zee zag springen. Sys aarzelde niet, sprong de man achterna in het ijskoude water en kon de wanhoopsdaad van de man verijdelen. In de kranten kreeg hij heel wat lof toegezwaaid, hij was plots een held geworden, maar zijn gezondheid had er flink onder geleden. Tegen Lazek kwam hij daardoor de nodige kracht te kort en na deze verloren kamp kreeg Sys ook nog eens geelzucht. Hij had zijn heldendaad duur betaald !
In 1939 werd Karel Sys de officiële uitdager voor de Wereldtitel maar toen brak de Tweede Wereldoorlog uit en kreeg Sys een oproeping om zijn dienstplicht te vervullen. Na de capitulatie van het Belgisch leger herpakte het dagelijks leven zich en Karel Sys en zijn manager Theo Vanhaverbeke probeerden de Duitse bezetter er van te overtuigen dat het belangrijk was om de bokscompetitie opnieuw te laten doorgaan. Dit viel niet in dovemansoren omdat de Duitsers gevechtssporten immers niet ongenegen waren en de Belgische overheid kreeg dan ook de opdracht om de nodige financiële middelen vrij te maken om dit te ondersteunen. De profboksers werden bovendien vrijgesteld van het werken in de Duitse werkkampen. Op 2 juli 1941 kreeg Sys eindelijk zijn revanche op Gustave Roth en werd hij Belgisch Kampioen bij de zwaargewichten.
De oorlogsjaren waren voor Karel Sys gouden jaren. Hij kon een ongestoord leven leiden en vergaarde rijkdom. In 1942 nam hij ook enkele keren deel aan bokswedstrijden in Berlijn wat hem na de oorlog zwaar werd aangerekend. Op 30 mei 1943 mocht Sys naar Zweden om er de Zweed Olle Tandberg te bekampen met de titel van Europees Kampioen bij de zwaargewichten als inzet. Hij verloor de kamp maar op 14 november 1943 kreeg hij reeds zijn revanche en kwam dit keer wel als overwinnaar uit het strijdperk. In 1944 legde de Duitse boksbond hem een drie maanden durende schorsing op omdat hij te hoge eisen gesteld had om in Hamburg aan te treden tegen de Duitser Jean Kreitz voor een Europees titelgevecht.
Na de oorlog deden jaloezie en afgunst hun werk en werd Sys beschuldigd van collaboratie. Dat hij Vlaamsgezind was ontkende hij niet maar dat kwam, verklaarde hij, door zijn negatieve ervaringen met de vrijwel uitsluitend Franssprekende bestuurders van de boksbond. Hij werd opgepakt maar kwam na enkele maanden vrij zonder veroordeeld te zijn. Wel verloor hij voor onbepaalde tijd zijn bokslicentie waardoor hij uitweek naar Spanje en er zijn geld verdiende met catchwedstrijden. In 1949 trok hij naar Argentinië waar hij wel een bokslicentie kreeg en opnieuw belangrijke kampen kon betwisten en ze bijna allemaal won. In zijn volledige bokscarrière verloor Sys trouwens slechts vijftien kampen.
Vanaf 1951 was Karel Sys opnieuw welkom in België. Hij was er ondertussen weliswaar 37 maar hij was nooit gestopt met trainen en met wedstrijden boksen. Reeds na enkele gevechten in België mocht Sys opnieuw boksen voor de Europese titel bij de zwaargewichten. Op 12 januari 1952 nam hij het in Brussel op tegen de Duitser Hein Ten Hoff. Vijftienduizend enthousiaste supporters zagen hoe hij voor de tweede keer deze titel won, een titel die hij korte tijd later verloor aan de Duitser Heinz Neuhaus. In 1953 kwam hij in conflict met zijn manager Theo Vanhaverbeke. Het zou nooit meer goed komen.
In 1954 stond Karel Sys in de halve finale van het Wereldkampioenschap tegenover de Cubaan Nino Valdés. Na vier ronden moest hij de strijd staken en werd hij zelfs door het publiek uitgefloten. Sys besloot dat het genoeg geweest was, stopte met boksen en keerde terug naar Argentinië waar hij tot aan zijn dood bleef wonen.
Wie terugkijkt op de carrière van Sys kan enkel concluderen dat deze fenomenaal was. Experts houden vol dat, indien de Tweede Wereldoorlog niet was uitgebroken, hij minstens één keer Wereldkampioen zou geworden zijn. Zijn stijl werd later vaak vergeleken met die van Cassius Clay omdat hij met een enorme snelheid rond zijn tegenstander ‘danste’ waardoor deze vermoeid raakte, hij met vliegensvlugge reflexen slagen van zijn tegenstrever wist te ontwijken en uiteindelijk keihard toesloeg. Zijn techniek, voetenwerk en ringinzicht waren feilloos. Theo Vanhaverbeke, zijn manager, beweerde dat de fenomenale snelheid van Karel Sys te danken was aan het feit dat hij alle gewichtsklassen doorlopen had.
Duitse militairen en burgers voor de ingang van het “Sportpaleis Theo Vanhaverbeke” in Brussel waar een kamp in de categorie zwaargewichten op de affiche stond tussen Karel Sys en Jules (Jos) De Ruyter. Sys won (bron foto : deplate.be).
(Marnix Knockaert)